Onderzoek naar mogelijk wanbeleid bij SNS
Onderzoek bestrijkt gehele periode vanaf beursgang in 2006 tot aan nationalisatie in 2013
De Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft op verzoek van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) een omvangrijk onderzoek gelast naar het beleid en de gang van zaken bij SNS over de periode voordat de voormalige bank-verzekeraar door de staat werd genationaliseerd.
De Ondernemingskamer acht mogelijk wanbeleid aanwezig en stelt in zijn beschikking van vandaag dat er een maatschappelijk belang bestaat bij het verkrijgen van openheid van zaken over het beleid en de gang van zaken bij SNS alsmede bij een eventueel oordeel van de rechter daarover.
Het onderzoek is gelast over de periode vanaf 1 juli 2006 tot 1 februari 2013, de dag waarop het SNS-concern werd genationaliseerd.
Paul Koster, directeur van de VEB, is verheugd over de uitspraak. ‘De Ondernemingskamer onderschrijft met deze beschikking het maatschappelijke belang van openheid van zaken. De waarheid over de ondergang van het SNS-concern moet boven tafel komen. Het is het voormalige bestuur van SNS dat – onder toezicht van de commissarissen – de onderneming op onverantwoorde wijze afhankelijk heeft gemaakt van de expansie in de financiering van vastgoed en daarmede haar ondergang heeft ingeluid.’
Nationalisatie op 1 februari 2013
Op 1 februari 2013 onteigende de Minister van Financiën aandeel- en obligatiehouders SNS op basis van de Interventiewet. De Minister stelde dat de nationalisatie van SNS Reaal niet meer te vermijden was en nodig om spaarders en het financiële stelsel te redden.
SNS Reaal ging in het voorjaar van 2006 naar de beurs en kocht direct daarna – zonder dat aandeelhouders zich erover konden uitspreken – van ABN Amro de zakelijke vastgoedportefeuille uit Bouwfonds. Een opmerkelijke stap omdat de bank-verzekeraar tot dan geen enkele ervaring had met vastgoed. Toen de financiële crisis in 2008 toesloeg leed SNS met de financiering van het vastgoed (ondergebracht in SNS Property Finance) forse verliezen. Uiteindelijk sleurde de vastgoeddivisie het concern de afgrond in. Beleggers verloren door de onteigening hun investering van honderden miljoenen euro’s.
Schadeloosstellingsprocedure
In een separate procedure bij het gerechtshof Amsterdam wordt nog geoordeeld over de schadeloosstelling van onteigende aandeel- en obligatiehouders per 1 februari 2013. De onderhavige procedure en het gelaste onderzoek zien echter op de periode daaraan voorafgaand en de vraag hoe het ooit zover kon komen.
SNS en de Staat verzetten zich eerder tegen een onderzoek. Eind 2016 bepaalde de Hoge Raad echter dat ook onteigende aandeelhouders het recht hebben om een dergelijk onderzoek te vragen. Het onderzoek zal naar verwachting circa een jaar in beslag nemen, waarna de Ondernemingskamer zich kan buigen over de vraag of sprake was van wanbeleid.
Breed onderzoek
Het onderzoek zal betrekking hebben op de volgende onderwerpen:
a. de mate waarin SNS Reaal c.s. zich rekenschap hebben gegeven van de voorafgaand aan de overname van Property Finance geïdentificeerde risico’s;
b. de vraag of de door SNS Reaal c.s. vanaf de overname tot en met 2008 nagestreefde en gerealiseerde groei van Property Finance, gepaard is gegaan met een voldoende zorgvuldige beoordeling van de kredietaanvragen;
c. de mate waarin de administratie en het risicobeheer van Property Finance ten tijde van de acquisitie en nadien tekortschoot, de mate waarin SNS Reaal c.s. zich daarvan bewust was en de wijze waarop SNS Reaal c.s. hebben gereageerd op geconstateerde tekortkomingen;
d. de vraag of SNS Reaal c.s. tijdig hebben gereageerd op de verslechtering van de onroerend goed markten, zowel met betrekking tot het beheer van de bestaande projecten van Property Finance als met betrekking tot de aanpassing van de (groei)strategie van Property Finance en de besluitvorming die in dat verband heeft plaatsgevonden;
e. de mate waarin SNS Reaal c.s. inzicht hadden in de aan Property Finance verbonden risico’s en de consequenties van de risico’s voor de continuïteit van het concern als geheel;
f. het tijdstip waarop SNS Reaal c.s. zich realiseerde dat SNS Bank zich genoodzaakt zag tot aflossing van de Participatie Certificaten na afloop van de termijn van 10 jaar na uitgifte daarvan, de consequentie van die aflossingsverplichting voor de kwalificatie van de Participatie Certificaten als Tier 1 kapitaal en de externe communicatie van SNS Reaal over een en ander;
g. de vraag waarom SNS Reaal in publicaties over de solvabiliteit van Reaal geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de vordering van SRLEV N.V. op SNS Bank was verpand aan SNS Bank tot zekerheid van de vordering van SNS Bank op Reaal;
h. de wijze waarop in de jaarrekeningen van SNS Reaal over 2008 tot en met 2011 en in overige publicaties van SNS Reaal de in 2008 aan de Staat voor € 750 miljoen uitgegeven securities zijn verantwoord in het licht van de toezegging aan de Europese Commissie om die staatssteun uiterlijk per 31 december 2013 terug te betalen.
De door de Ondernemingskamer nog aan te stellen onderzoekers dienen tevens te bezien of de informatievoorziening van SNS Reaal aan het beleggend publiek over de problemen bij Property Finance en over de financiële en operationele toestand van SNS Reaal, SNS Bank en Property Finance in de periode waarop het onderzoek betrekking heeft, adequaat was.
Opmaat naar vervolgprocedures
De uitkomst van het onderzoek zal voor VEB de opmaat zijn voor vervolgprocedures tegen de voormalige bestuurders en commissarissen van SNS alsmede mogelijkerwijs tegen andere partijen zoals de controlerende accountant. Doel van die procedures is nadere compensatie voor gedupeerde beleggers.